.png)
Juan Carlos Onetti vond het niet nodig om de wijde wereld in te trekken. Het volstond om in bed te blijven liggen en een mogelijke versie van de werkelijkheid bij elkaar te dromen. In sluimertoestand gissen naar iets dat zou kunnen zijn. Net als de louche, onpeilbare personages die zijn romans bevolken, leidde Onetti zijn leven in afzondering, zwevend tussen twee werelden: de echte en die van de verbeelding.
'Alles wat van enig belang is, gebeurt tussen de lakens’, vond hijzelf. Zijn vrouw dacht daar anders over. 'Hij is gewoon lui', vertelde ze de journalisten die de auteur kwamen bezoeken aan zijn bed in zijn hotelkamer. De laatste twintig jaar van zijn leven bracht hij in ballingschap in Parijs door. Zoals zoveel Zuid-Amerikaanse intellectuelen moest Onetti midden jaren zeventig de wijk nemen naar Europa, op de vlucht voor de militaire dictatuur in zijn thuisland Uruguay.
In die dagen was hij al een internationale beroemdheid, maar die status had hij niet zonder slag of stoot verkregen. Toen in 1939 zijn debuut verscheen, zou het ettelijke jaren duren voor de 500 exemplaren van de eerste druk verkocht raakten. Het is iets wat je wel vaker ziet gebeuren bij literatuur die een kei in de rivier verlegt: bij verschijnen kijkt niemand er naar om. Het is pas achteraf dat de erkenning volgt. Hoewel die vele jaren op zich liet wachten, bleef ze niet uit.
'Hij is de grondlegger van de moderne Latijns-Amerikaanse roman', vond Mario Vargas Llosa, en daar had hij goede redenen voor. Onetti brak radicaal met de provinciale, door dramatische plots voortgestuwde gauchoromans die in zijn jeugd in zwang waren. Geïnspireerd door het existentialisme van Sartre en Camus en de complexe verhaalstructuren van Faulkner (zijn grote held) vond hij zowel een nieuwe grondstof als een nieuwe vorm voor zijn romans.
Hij keerde de blik naar binnen en schreef over de vertwijfeling, de lethargie en de duistere stemmingen die hij aantrof in zichzelf en bij zijn landgenoten. Daar kneedde hij gelaagde, complexe romans uit waarin de verbeelding de overhand neemt en de realiteit aan zich lijkt te onderwerpen.
De novelle ‘Afscheid’
Een prachtig voorbeeld daarvan is de korte roman 'Afscheid' (1954 - uitgeverij Kievenaar) die Onetti zelf tot zijn beste werk rekende. De verhaallijn is niet zo bijzonder: een man arriveert in een sanatorium in de Argentijnse bergen voor een tuberculosebehandeling. Iedere dag daalt hij af naar het stadje in het dal om er zijn post op te halen. De brieven die hij ontvangt komen in twee soorten enveloppen, de ene beschreven met blauwe inkt, de andere getypt. Op een dag krijgt hij bezoek van een vrouw die enkele dagen blijft en weer vertrekt. Niet veel later stapt er een andere vrouw uit de bus, waarmee de man zich terugtrekt in een chalet in de bergen.
Dat lijkt erg weinig, maar voor Onetti is het meer dan genoeg materiaal voor een broeierige, gelaagde roman. Het verhaal zelf doet er namelijk niet echt toe. Wat er wél toe doet is wie het verhaal vertelt en hoe die verteller het verhaal naar zijn hand zet.
Aan het woord is de winkelier die de tuberculosepatiënt dagelijks zijn post overhandigt. Dagelijks ziet hij hem aan zijn toonbank verschijnen en geleidelijk neemt zijn fascinatie toe, probeert hij verder binnen te dringen in het leven van de zieke die echter niets onthult en een gesloten boek blijft. Hij krijgt kleine beetjes informatie toegeworpen door de verpleger en het kamermeisje die in het sanatorium werken. Dat de man ooit in het nationale basketbalteam heeft gezeten, dat hij zich afzijdig houdt van de andere gasten, en dat hij iedere middag gaat zonnen vlakbij de vuilstort van het hotel. Het is de voedingsbodem voor een wildgroei van speculaties, verzinsels en roddels.
Zo is het de winkelier die zich tot het echte hoofdpersonage ontpopt. Hij is een eenzaat die zich heeft afgewend van de mislukking van zijn eigen leven en zich verliest in de geraffineerde fantasiewereld die hij om de basketbalspeler heen weeft.
Onetti speelt een sluw en delicaat spel met zijn lezer. Alle informatie die je krijgt ontstaat in de dagdromen van de winkelier. Je deint mee op de stuwende cadans van zijn steeds verder golvende verzinsels. Tegen beter weten in wordt je zijn medeplichtige, laat je jezelf inwikkelen in het net van leugens en fantasie. En net dat is de overrompelende kracht van Onetti's vertelkunst: je loopt er met open ogen in, geïmponeerd door de rijke taal en de complexe, uitwaaierende zinnen die je steeds verder het labyrint in lokken.
Vertaler Arie van der Wal waagde zich aan Onetti's complexe, zich in bijzinnen en nevengedachten vertakkende proza. Hij leverde een knappe vertaling waarin de kronkelende, onvoorspelbare mijmeringen in heldere, fraai klinkende zinnen worden gegoten.


