De nominaties voor de Herman de Coninckprijs 2025 worden, naar goede gewoonte, bekendgemaakt op 21 februari, de verjaardag van Herman de Coninck.
In 2025 heeft de Herman de Coninckprijs betrekking op de dichtbundels die tussen 1 januari 2024 en 31 december 2024 zijn verschenen. In totaal werden door de uitgevers 92 bundels ingestuurd, waarvan 24 debuten. Eén van de genomineerde bundels moet een debuut zijn.
Het prijzengeld voor de laureaat bedraagt 7.500 euro. De bekendmaking van de laureaat en de uitreiking vinden plaats op 21 maart 2025 (Wereld Poëziedag) bij Platform in Antwerpen.
De jury bestaat dit jaar uit Erwin Jans (voorzitter), Anthony Manu, Ibe Rossel, Steven Vanackere en Rebekka de Wit.
de genomineerden
- Esther Jansma, we moeten ‘misschien’ blijven denken (Prometheus)
- Sytse Jansma, Rozige maanvissen (Atlas Contact)
- Hester Knibbe, Binnen in de aarde is een berg (De Arbeiderspers)
- Lidy van Marissing, de verwerping van het stilzitten (het balanseer)
- Maaike de Wolf, De dansvloer is van iedereen (De Arbeiderspers)
- Kira Wuck, Koeiendagen (De Geus)






uit het juryrapport
Esther Jansma, we moeten ‘misschien’ blijven denken
‘Jansma heeft een poëtische taal gevonden die ontdaan is van iedere ballast; eenvoudig zonder naïviteit, diepgaand zonder pretentie, beeldend zonder barok, bijna parlando. Het boek is tegelijk aangrijpend en wijs. “mijn laatste gedachte zal gaan over het meervoud van dingen/ en hoe eenvoudig ze uiteindelijk zijn,” schrijft Jansma op de drempel van de dood. Een uitnodiging om het leven in zijn veelvoudigheid te eren op alle mogelijke manieren - niet in de laatste plaats in de poëzie.'
Sytse Jansma, Rozige maanvissen
‘Het thema is zeer persoonlijk, maar de dichter weet de valkuilen van voyeurisme en al te individuele anekdotiek te omzeilen, al moet je als lezer de bundel soms even opzij leggen vanwege zijn emotionele impact. De lezer wordt op bepaalde momenten in een soort vacuüm gezogen door de pijnlijke concreetheid, gedetailleerdheid en zintuiglijkheid van de verzen, maar krijgt in meer symbolische geladen gedichten opnieuw ademruimte. Aangrijpende poëzie ontstaan uit een rauwe, authentieke ervaring en geschreven met grote taalbeheersing.'
Hester Knibbe, Binnen in de aarde is een berg
‘In haar directe taal en herkenbare beelden verliest Hester Knibbe nooit de band met het materiële en het concrete. Aan de hand van de I Tjing-begrippen wordt de menselijke levensloop en groei in scherpe observaties gevolgd, in zijn individuele en collectieve, in zijn aardse en kosmische dimensies. Knibbe stelt geen oplossingen voor. Haar gedichten zijn geen antwoorden en willen dat ook niet zijn. Haar poëzie geeft nu eens ontnuchterende, dan weer ironische of speelse invullingen van de begrippen die de I Tjing ter sprake brengt.'
Lidy van Marissing, de verwerping van het stilzitten
'de verwerping van het stilzitten' is een paradoxale bundel; hij is toegankelijk en helder geschreven maar behoudt tegelijk iets ongrijpbaars en ondefinieerbaars. Er is iets dat zich aan de taal, aan de woorden, aan het verhaal onttrekt. Dat komt omdat Van Marissing de taal inzet tegen de taal. Ze dwingt de lezer met vele leestekens, inversies en een niet altijd makkelijke syntaxis tot voortdurend herlezen. Met de verwerping van het stilzitten schreef Lidy van Marissing een bundel die zich op een intelligente en speelse manier verzet tegen stilstand, eenduidigheid en de vele vormen van (fysiek en symbolisch) geweld die daaruit voortkomen.'
Maaike de Wolf, De dansvloer is van iedereen
‘De Wolf heeft het moderne stedelijke levensgevoel met zijn versplintering en vervreemding, met zijn vele verleidingen en zijn vluchtige verlangens, weten te vertalen in een lyrische poëzie die bij momenten het proza opzoekt, wat voor luchtigheid en ademruimte zorgt. Want er gebeurt veel in deze bundel: de stad is een opeenstapeling van ontmoetingen, verrassingen en ontgoochelingen: “Wie begrijpt wat er allemaal tegelijk gebeurt/ slaapt nooit meer.”'
Kira Wuck, Koeiendagen
‘Wuck is een scherp observator van een wereld die niet met zichzelf samenvalt en daar onder lijdt. Die splitsing levert intrigerende beelden op van ontheemding en vereenzaming: “misschien dijen we langzaam uit/ zoals het heelal// vermenigvuldigen kamers zich tot ze vergeten wie er wonen.”'