Het artikel is toegevoegd aan je winkelwagen
Louise Glück componeert haar gedichten alsof het
kortverhalen zijn. In ‘Winterrecepten voor het collectief’ - haar eerste bundel
sinds ze in 2020 de Nobelprijs won - nodigt ze je uit in een raadselachtige,
moeilijk te peilen ruimte. Een wereld waar sneeuw valt en de wetten van een
bevroren seizoen gelden. Sterren flonkeren tussen de takken, dennenbomen werpen
hun schaduw. Er heerst iets onheilspellends en toch kan je er ook warmte en
geborgenheid vinden, als kleine verrassingen die tussen de regels verstopt
zitten.
Haar vrije verzen balanceren tussen heldere precisie en
schijnbaar nonchalant parlando, ze klinken informeel en toch zijn ze met de
grootst mogelijke nauwkeurigheid in elkaar gezet. Radna Fabias weet dat
evenwicht perfect te bewaren. Haar vertaling leest vlot en ongedwongen, en
tegelijk valt op hoe secuur er aan de taal is geveild.
Glücks poëzie is intiem en reflectief maar nooit
sentimenteel. Wanneer ze haar kwetsbaarheid toont, doet ze dat niet voor jou,
de lezer, maar voor zichzelf: de dichter die zich een voorzichtige mildheid
aanmeet om de confrontatie te verzachten met een leven dat naar zijn einde
loopt. Ieder gedicht handelt op zijn eigen manier over vergankelijkheid maar
tegelijk wordt benadrukt dat ook vergankelijkheid een illusie is waar we ons
niet door mogen laten misleiden. ‘Alles is verandering, zei hij, en alles is
verbonden. / Ook komt alles terug, maar wat terugkomt is niet / wat heenging.’
Verlies en metamorfose zijn de thema’s die de gedichten in
deze bundel overspannen en samenhouden. De onvermijdelijkheid van verlies
naarmate het leven vordert, en de weerspannigheid van het leven dat zich
telkens opnieuw aanpast. Of hoe verlies dwingt tot transformatie.
Meer:
- 2020: Nobel Prize Literature

Door Jan Dertaelen , 04/05/2022
Bernke Klein Zandvoort schrijft het soort poëzie waar je voortdurend naar wil terugkeren om er even of wat langer in te vertoeven. Het voelt als thuiskomen in een land waar je nog nooit bent geweest. De dingen zijn er vreemd en toch vertrouwd, nieuw en eeuwenoud, blinkend in een diffuus licht. Ze opent landschappen die ‘in alle richtingen blijven ontstaan’ en wijst je op het kleine, het fonkelende en onverwachte dat zich ophoudt aan de rand van je blikveld. ‘Veldwerk’ is een bundel sprankelende gedichten, geënt op onze wereld van vandaag en diep tastend in de menselijke ziel.

Door Jan Dertaelen , 15/02/2022
De poëzie van Babs Gons gaat recht naar mijn hart.

Door Katrien Merckx , 15/02/2022
Prozaïsche poëzie in een spooky sfeertje.

Door Katrien Merckx , 15/02/2022
Stine Sampers
De conceptuele gedichten van Stine Sampers bevinden zich in een tussenruimte, een grijze zone. Ze verspringen en haperen. Ze blijven steken zoals onze gedachtegang soms stil blijft staan bij een enkel woord of beeld wanneer iemand tegen ons praat. Iemand spreekt iets uit en datgene wordt een impuls. Het roept een nieuw beeld op, dat weer een nieuw beeld oproept, dat weer een nieuw beeld oproept, dat weer een nieuw beeld oproept. De beelden worden op elkaar gelegd als dunne lagen mist waar je vaag de contouren van het gedachtelandschap nog doorheen ziet. De gedichten zijn fragmentarisch, associatief, en lijken samen te vallen met het denken zelf. Het lezen van Sampers’ werk is als denken, als een herinnering, als ongemak, als verlangen, als een gedachtestroom, als een knipperend licht, een flikkerend bewustzijn, als de droom die overvloeit in het ontwaken. Je wordt nooit helemaal wakker. De gedachte kent geen einde. Sampers schreef de bundel met behulp van haar smartphone (een Samsung Galaxy S5 en later S7). Het algoritme van haar telefoon bepaalde welke wending de tekst nam. Berichten uitgewisseld met vrienden, geliefden, familie en kennissen vormden de invoer. Maru Mushtrieva, die de opvoering van een deel van de publicatie cureerde, beschrijft in het nawoord de synthese van woordenschat uit berichten: “De woorden uit verschillende contexten, ooit zorgvuldig uitgekozen, behoren nu toe aan de zorgeloze woordenschat van een machine, worden deel van een vicieuze cirkel van misplaatste herkenning.” De woorden afkomstig uit gesprekken uit het verleden projecteren een verlangen naar verbinding op het heden en de toekomst. Er zit een onmogelijkheid tot samenkomst in vervat: tussen het vroeger en het nu; tussen het ik en de ander; tussen flarden van gedachten en coherente communicatie. De aard van het schrijfproces stelt de gedichten vrij van een vaste, voorbedachte betekenis en laat ruimte voor ons, de lezers, om mee te varen op die betekenisloosheid of om zelf betekenis toe te kennen, herinneringen te koppelen, de haperende taal onder te dompelen in de mist van ons eigen verlangen.

Door Emilie Pariel , 07/10/2021